Het overkwam me op zo’n ‘achterwerk-feestje’. Je weet wel: de muziek iets te luid om een deftig gesprek te voeren, niemand die echt durft te dansen en dus staat iedereen gewoon wat met het achterwerk en de schouders te draaien en te wiegen. En de gemiddelde aanwezige heeft net iets meer op dan ie zich had voorgenomen. De trein die ik zeker ging halen,… die was al even het station uit. Kunnen noch willen doen wat het verstand in petto heeft. En niet goed weten wat daarvan gedacht.

Weg comfortzone, weg veiligheden en zekerheden van een doorsnee kantoordag. Als ik rondkeek werd ik beide tegelijkertijd gewaar: vervreemding én verbinding.
Ik fladderde wat rond van het ene groepje naar het andere. Liet mensen gesprekken voeren, zonder er zelf echt aan deel te nemen. Al gaf ik wel die impressie. Dat hoopte ik toch.

Ik knikte minzaam, lachte, fronste de wenkbrauwen en hmmm-de alsof ik echt begreep waar het over ging. Dat was niet het geval. Ik verstond amper een vijfde van wat gezegd werd. De gedachte aan de noodzaak van een hoorapparaat kwam even in me op, maar werd doorgespoeld door alweer een laatste slok van mijn glas te nemen.
De muziek ging een slagje luider en het werd nu helemaal moeilijk om een gesprek te voeren. Ik ging steeds meer twijfelen of mijn hmm’s, mijn lachjes en mijn fronsen wel juist geplaats waren. Het leek soms alsof ik een punt. midden in een zin zette… Om niet te worden ontmaskerd, plaatste ik me aan de toog en bestelde alweer mijn laatste pint. Ik was niet de enige die mijn rug naar de lawaaierige kontdraaiers had gekeerd. Ook Luc van de dienst communicatie zat aan de toog. De anders zo actieve, alomtegenwoordige Luc, hing nu stil en in zichzelf gekeerd aan de toog. Bekend om zijn weerstand tegen Angelsaksisch woordgebruik, had hij er voor gezorgd dat het vanavond geen Afterwork-party, maar een ‘achter-werk-feestje’ werd.

Te ver verwijderd om een gesprek te kunnen voeren zocht ik toch verbinding en keek Luc in de ogen. Onze blikken vonden elkaar en bleven even in elkaar gehaakt hangen. En toen gebeurde het. Verbinding en vervreemding smolten samen. De muziek en het getater leken te verstillen. En op een vreemde wijze kwam bij ons beiden een diep weggedronken en verzonken verdriet naar boven. Zoveel ongezegds borrelde onaangekondigd op…
Tot Annie mij ongegeneerd in de billen kneep, mij van mijn barkruk trok en op de dansvloer sleurde. Tot op vandaag weet ik niet of ik die actie van Annie moest beschouwen als verlossing of als het verbreken van een magisch moment.

Wat ik wel weet is dat ik — een volgende keer dat Annie collega’s in de billen knijpt — luidkeels zal roepen: “Me too-oe!”