Sinds de maatregelen wat losser zijn en ik weer meer naar Brussel pendel, verwelkom ik steeds meer menselijke soortgenoten op de zitplaats tegenover mij op de trein. Dat verwelkomen, daar hoef je je niet teveel bij voor te stellen. Het is meer een ‘innerlijke beweging’. Zoals ik ‘s morgen bij het wakker worden de dingen groet. Dag autootjes op de straat, dag snot in mijn neus, dag kauw in de schouw, dag druk op mijn blaas…

Gisteren begroette ik zo in stilte een nieuwe reiscompagnon. Haar smalle gezicht werd overwoekerd door een immense kroezelende haardos. Mijn eerste gedacht: hoe krijg jij die kroezelbos in een fietshelm gepropt? Om me onmiddellijk te bedenken…. Heb ik echt niet beters te bedenken? Ik weet niet eens of ze een fiets heeft! Ze bracht me wel wat in de war. Ik wist niet wat het meest opviel. Dat smalle hoofd of die immense haardos? Het is maar hoe je het bekijkt, bedacht ik en richtte mijn aandacht weer naar de krant waarin over het Oostfront werd bericht. Of het Westfront, het is maar van welke kant je het bekijkt. Ik fronste… wacht eens, het is toch geen Oostfront, Westfront, Noord of Zuidfront? Het is ze alle vier tegelijk! Ik zocht even bevestiging in de blik van mijn medereiziger. Ze keek niet terug. Maar ik wist mijn stelling gelijk bevestigd. Ze heeft én een smal hoofd én een weelderige haarmassa. Maar ze zat wel duidelijk voor en niet achter mij…