In een inham van het stationsgebouw staan twee grote afvalcontainers. Daarop zitten en hangen voor schooltijd vier jonge gasten. Ze hebben hun fietsen zo geplaatst, dat het lijkt alsof ze ze gewoon slordig hebben achtergelaten. Ze houden er een soort sit-in. In stilte. Misschien overpeinzen ze nog waarvoor of waartegen hun actie gericht is? Wie zal het zeggen? Zij duidelijk niet.
Toch heeft dit tafereel al enige symbolische betekenis. They sit on shit! En ze stralen een soort no-future-isme uit. Of dit betekent dat ze helemaal in het heden zijn, is nog maar de vraag. Ze lijken me alvast niet op te merken. En mijn -redelijk goed ontwikkeld — reukorgaan leert me dat je bij nader inzien dit tafereel ook kan beschouwen als een “shit on shit”. De walm die ze verspreiden zou het zelfs winnen van die van de afvalcontainers waar ze op zitten als de ophaaldiensten 257 dagen zouden staken!
Hangjongeren. Het is van alle tijden en een voorbode van adolescentie.
Dat weet ik al van het moment dat ik nog maar amper kon lezen en schrijven. Op vakantie met het gezin maakte ik een raadseltje. “Het ligt. Wat is het?” De uitkomst: mijn oudere broer! Lang uitgerekt -de horizontale versie- was in die periode zijn meest voorkomende verschijningsvorm. En dan spreken we dus voor alle duidelijkheid over diep in de vorige eeuw. Ik vraag me af of er toen al afvalcontainers bestonden! Zo bijzonder waren die smorende jongeren nu dus ook weer niet.
Zou het wel kloppen dat dat raadseltje van mij kwam, vraag ik me nu af. Of heeft mijn herinnering het eigenlijk van mijn vader gestolen? Ach, wat doet het er toe. Een mens moet zijn gevoel voor observatie en humor ergens halen. En hij neemt het me vast niet kwalijk dat ik het hem zou hebben ontfutseld. Hij verliet het aardse bestaan als ik het goed kan inschatten zo ongeveer op het moment dat de Benjamin van het gezelschap geboren werd.
En het doet me beseffen: heden, verleden en (no) future zijn niet eeuwig van tel…