Ze nemen al eens de vrije loop. Mijn gedachten. Ik laat ze maar. Zeker tijdens vakanties. Dan is er toch geen houden aan.

Zo dacht ik nogal overtuigd dat ik met glans een eventuele IQ-test zou winnen, na mijn medemensen op het goed gevuld terras aanschouwd te hebben. Ietwat overmoedig dacht ik zelfs iedereen te kunnen kloppen bij een wiskundeproef. Nochtans niet mijn sterkste kant. En wat later borrelde de gedachte op dat men daar in het voormalig Oost-Duitsland wel eens een kwantumsprong zou kunnen maken als bepaalde kledingstukken voor eens en voorgoed verboden zouden worden. Kleuren nog vuiler en levenslozer dan de verf in ziekenhuisgangen in het Oostblok vorige eeuw. Broeken in alle mogelijke variaties ongestreken breuklijnen. Wie, oh wie, heeft er ooit de drie kwart en de vier vijfde broek ontworpen? En voor productie goedgekeurd!? Ik klink misschien wat kort van stof, maar: ”Afschaffen die handel!” Ik kijk al uit naar de dag dat ze zeggen: “Wir haben das Afgeschaft!”

En het handvol mensen dat dan wel enigszins bewust vestimentaire keuzes lijkt te maken, blijkt dan weer niet te snappen dat je als toonbeeld van een undergroundcultuur niet op klaarlichte dag op openbare plaatsen hoeft te komen. Ik zag meer kleuren haar dan dat er dagen in een schrikkeljaar zijn. Ja gedachten, er was weer geen houden aan, ik liet ze komen en gaan voor ik er me een mening over kon vormen.

Die mening vormde zich wel in Gedenkstätte Pirna-Sonnenstein. In dat prachtig gelegen psychiatrisch ziekenhuis kregen duizenden (aangevoerde) psychiatrisch patiënten ongevraagd euthanasie, door hen te vergassen en te verbranden. In 1940-1941. Familie werd nadien verkeerd ingelicht over de doodsoorzaak en kreeg – desgevraagd – een willekeurig potje as toegestuurd. Alhoewel eerder stiekem werden de gedachten in die tijd niet zo onschuldig in een bepaalde richting ‘gemasseerd’. In schoolboeken uit die tijd was bovenstaand wiskundig vraagstuk te vinden.

En alweer kwam er een ongecontroleerde gedachte. “Ik mag hopen dat in de wiskundeboeken van vandaag vraagstukken over driekwart en ander breukbroeken staan en niet over kosten voor vluchtelingen of ander minderwaardig geachte mensensoorten.” Er volgde een lachje. Het enige die namiddag. Ik hield vooral mijn hart vast.